76
Op de wekkerradio is te zien dat het acht uur is. Irma ontdekt dat ze met haar kleren aan in bed ligt en gaat verbijsterd rechtop zitten. De kleren plakken aan haar lijf. Ze kleedt zich uit en loopt naar de badkamer. Als ze onder de douche staat, probeert ze zich te herinneren hoe het mogelijk is dat ze geheel gekleed in bed lag.
De film in haar hoofd beneemt haar bijna de adem. Ze draait de kraan dicht, droogt zich af en kleedt zich snel aan. Zodra ze de woonkamer binnenkomt, ziet ze de sleutel op tafel liggen. De sleutel met de rode stip. Ze loopt snel door naar de keuken en vult de waterkoker.
Haar handen kunnen de beker thee niet vasthouden, omdat ze te veel trillen. Ze voelt tranen over haar wangen stromen.
Na een kwartier lukt het haar om naar de telefoon te lopen. Ze belt Vince en zegt dat ze zich niet goed voelt en graag een paar dagen thuisblijft. Ze hoopt dat hij niet hoort hoe onvast haar stem is.
Vince is vol begrip en raadt haar aan goed uit te zieken. Hij roept nog iets wat lijkt op ‘Beterschap’, maar ze heeft de verbinding al verbroken.
Ze kiest een ander nummer en wacht tot iemand zich meldt. Martin is verrast. ‘Ik had niet gedacht dat ik nog iets van je zou horen, Irma. Waarom heb je me niet teruggebeld? Heb je mijn briefje wel gekregen?’
‘Is die hoofdrol nog vrij?’ Irma kan nauwelijks geloven dat ze deze vraag stelt. Ze voelt zich vreemd. Vervreemd, van alles en iedereen. Ze staat in haar eigen huis, in haar eigen woonkamer, maar ze lijkt ergens anders te zijn. Haar vingers hebben onafhankelijk van haar wil het nummer van haar regisseur gekozen. Haar stem vormt woorden die ze niet wil uitspreken. Hoe kan ze dit gesprek weer beëindigen?
‘Sorry, Irma, maar ik heb iemand anders gezocht. Jij reageerde nergens op en ik dacht dat je was afgehaakt. Dat zou jij zelf toch ook gedacht hebben? Ik wil graag dat je terugkomt, maar voor het thrillerstuk zijn nu alle rollen verdeeld. Kom weer eens langs met de repetitie, ik weet zeker dat de anderen je ook graag weer willen zien. Ik meen…’
Mag ze even bedanken? Haar vinger heeft de rode knop ingedrukt. Ze gooit de terrasdeur open en loopt de tuin in.
Het is bewolkt, maar droog. En benauwd. Misschien komt er opnieuw onweer. Ze tuurt naar de lucht. De wolken hangen laag en maken een lome indruk. Er is geen zuchtje wind.
‘Waarom huil je?’
Irma draait zich om naar het hek. Ze bekijkt het meisje van top tot teen en loopt in haar richting.
Hummel verroert zich niet.
‘Huil ik?’ Irma strijkt met haar vingers over haar wangen. ‘Je hebt gelijk, ik had het niet in de gaten. Ik begrijp nergens meer iets van, ik loop hier rond en ben hier toch niet. Het gaat niet goed met me. Ik bel mensen op die ik niet wil spreken en ik gedraag me onbeleefd.’
‘Ga maar even op de bank zitten,’ adviseert Hummel.
‘Kom je dan bij me?’
‘Ja.’
Ze praat en luistert naar haar eigen woorden. Ze vertelt het alsof het een droom was en gebruikt dat woord een paar keer. Een nare droom, meer een nachtmerrie. Eerst het geluid in huis, daarna de voetstappen op de trap, gevolgd door de bewegende deurknop. Haar stem hapert als ze beschrijft dat ze de politie belde. Ze voelt weer de schaamte over haar naakte lijf onder het T-shirt dat ze droeg en kruipt weer in de ochtendjas die de agente van boven haalde. Alles gebeurt opnieuw en alle schrik, ontzetting, vernedering en woede dienen zich weer aan.
Vooral de woede, en die wordt nog eens extra gevoed als ze vertelt wat Denise tegen haar zei. Op het moment dat ze zich realiseert dat het geen droom was, krijgt ze het benauwd.
‘Je haalt niet goed adem,’ zegt Hummel.
Ze zitten nog steeds naast elkaar op de bank. Irma voelt zich lam. Ze denkt dat ze door haar knieën zal zakken als ze opstaat. ‘Begrijp jij er iets van?’ vraagt ze aan Hummel.
Het is opeens stil naast haar. En leeg.
Ze staat op. Ze is weer in staat om haar voeten stevig op de grond te zetten en ze loopt naar binnen.
Buiten regent het, Irma hoort aan het gekletter op de terrastegels dat het een fikse bui moet zijn. De deur staat nog steeds open en geeft een vochtige warmte de gelegenheid om binnen te dringen. Haar benen voelen klam aan.
Het lijkt of iemand haar een duwtje geeft, of iets haar de weg wijst naar de plek waar de brief ligt. De witte envelop met de onbekende afzender. Ze heeft hem nog steeds niet opengemaakt.
De brief ligt voor haar op tafel en ze kan niet ophouden met naar de naam te turen waarmee de tekst ondertekend is. Jozias Leendert Matthijs van Kemenade Salland.
Haar ogen dwalen door de kamer en ze vraagt zich af wat ze zoekt. Haar blik blijft rusten op de lade van het dressoir waarin een foto van haar vader ligt. Ze grijpt met haar handen naar haar borstkas.
‘Ik ben bang voor die enge man.’
‘Er is hier geen enge man, gekkie. Er lopen hier alleen maar leuke mannen rond, zoals ik.’
‘Je gaat me toch niet vertellen dat…’
‘Hou je kop.’
De woorden echoën in haar oren, ze verspreiden zich door de kamer en blijven zichzelf herhalen. Ook al stopt ze haar beide gehoorgangen dicht met haar vingers, er valt niet aan te ontkomen.
Ze begint te lezen.